Op een windstille avond in februari varen we op de Javazee. De kapitein van het schip laat aan de passagiers weten, dat op deze plek 73 jaar geleden een zeeslag heeft plaatsgevonden. Na een zeven uur durend gevecht met de Japanners ging schout-bij-nacht Karel Doorman met 900 marinemensen ten onder. De passagiers zijn stil. Een moment van gedachtenis en bezinning.
Eerder op de dag waren we in Surabaya. Wij bezochten het Nederlandse ereveld Kembang Kuning. Hier staat het monument dat herinnert aan de Slag in de Javazee. De namen van hen die een zeemansgraf vonden staan in bronzen platen op het monument. Van de slachtoffers van de zeeslag werd slechts een enkeling hier begraven. Sommigen overleefden de slag, maar niet de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Ook zij liggen hier begraven, net als de vrouwen en kinderen die in kampen het leven lieten.
De beheerder van het ereveld ontvangt ons. Hij wijst ons de weg naar het graf van een in krijgsgevangenschap overleden familielid. Wij leggen er een krans. Wij zijn stil. Een ereveld, midden in een grote stad in een ver land, als rustpunt en als plek van herinnering aan Nederlanders die hun leven door geweld verloren. Wij bezoeken het grote monument, waar een dag eerder de jaarlijkse herdenking van de verloren zeeslag heeft plaatsgevonden. Hier dringt opnieuw het besef door dat vrijheid een hoge prijs heeft.
Met de herdenking van de Japanse capitulatie, jaarlijks op 15 augustus, waarmee voor ons Koninkrijk een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog, staan wij opnieuw even stil bij deze ingrijpende gebeurtenis in onze geschiedenis.
Frits Kool