Het nieuwe kerkseizoen is met een razende start begonnen.
Een heidag met de kerkenraad, een zondag met startdienst, museumbezoek en jeugdetentje. Afscheidsdienst van Fons Boom, een tweedaagse pelgrimage met de collega’s uit de werkgemeenschap en tussendoor nog wat (pastorale) afspraken.
Nu is het even tijd om het stof te laten neerdalen en de balans op te maken. Want dat is wel wat het leven vraagt: momenten om te pieken en momenten om rust te nemen – en dat geldt dus niet alleen voor dominees.
Soms mopperen we wel eens op hoe het vroeger was, met die verplichte rustdag: niet fietsen, spelen of huiswerk maken op zondag en zeker niet uit eten of ijsjes halen.
Toch is zo’n moment van rust, precies wat we tegenwoordig missen.
Alles moet altijd maar doorgaan. We meten ons ‘geslaagd zijn’ af aan de drukte in ons bestaan: hoe meer we te doen hebben, hoe nuttiger en onmisbaarder en belangrijker we zijn.
Zo stapelen we maar door en komt de veer steeds strakker te staan.
Niet zo vreemd dat die soms springt en mensen oververmoeid, depressief of burned-out thuis komen te zitten.
Zo’n rustdag is zo gek nog niet. En dan niet een rustdag met allerlei verplichte vormen van rust, maar een dag waarop je geen afspraken met derden maakt, geen verplichtingen aangaat. Een dag waarop je op kunt laden, samen met de mensen die bij je horen.
Wie weet wat je dan ook weer kunt ervaren van God, in die rust. Tijdens een wandeling, kerkdienst of het lezen van een goed boek, kun je je soms zomaar ‘aangeraakt’ weten. Dan moeten we wel de tijd nemen om dat te laten gebeuren.
Ik vind het zo gek nog niet. Een rustdag. Een keer in de week bijvoorbeeld.
Nee, natuurlijk heb je daar geen tijd voor. Maar je verdient het wel. Daarom moet je er tijd voor máken.